Soms dan denk je: waarom wilden we dit ook alweer? Neem nou afgelopen weekend. Na een week hard werken (Clemens maakt dagen van 10 uur gemiddeld), zijn we ook de hele zaterdag aan het werk geweest, en het grootste deel van de zondag. Maandagochtend begon om kwart voor 6, en ook maandagavond moesten er weer twee groepen lammeren omgeweid worden.
Het begon al vrijdagavond met een ingewikkelde puzzel ter voorbereiding op zaterdag. We moesten netten zetten bij de Heelsumse Beek, en dan de schapen weghalen uit Renkum: de 40 lammeren naar de dijk in Wageningen en de 20 ooien naar de Heelsumse Beek. En dan moesten van een dijkvak in Wageningen ook de 20 ooien naar de Heelsumse Beek. En er passen zo’n 15 ooien of 25 lammeren in de kar. Tegelijkertijd moet er dan van hekjes een kraaltje opgebouwd worden om de dieren te vangen, dus dat betekende ook nog hekjes ophalen op de Haarweg. Dus we moesten bekijken hoe we dat in zo min mogelijk ritten voor elkaar konden krijgen. We eindigden deze puzzel met een prachtig pijlenschema. Ik zal jullie de details besparen.
Dan moest ook de stal nog uitgemest worden. Daar had Clemens met de jongens en twee neven het weekend ervoor al een begin mee gemaakt, maar niet afgekregen. Uiteindelijk hebben we vrijdag de zoon van de loonwerker maar gevraagd een paar uurtjes met de minishovel aan de slag te gaan. Maar vervolgens moest de stal ook nog schoon. Gelukkig waren de jongens met vier buurjongens (allen in de leeftijd van 8 tot 11) zondag samen in een ondernemende bui, en bij allerlei buren karweitjes aan het doen om wat centjes te verdienen. Dat kon ik op de Haarweg ook wel gebruiken. Met de hogedrukspuit de kar en de stal schoonspuiten, dat is best leuk werk. Dat voor die tijd de boel nog aangeveegd moest worden, was minder leuk, maar goed, dat hoort erbij. Maar na anderhalf uur hielden ze het voor gezien (dat vond ik allang knap van ze) en heb ik zelf staan schrobben, spuiten en water wegbezemen. Clemens moest nog naar de grote kudde op landgoed Zuylestein in Amerongen, want de wei waar ze in stonden was niet groot genoeg voor een heel weekend.
Zondagavond vervolgens, moesten we nog 3 lammeren vangen, om maandagochtend naar het slachthuis te brengen. Voor op de barbecue op het Schaapscheerdersfeest. En natuurlijk (altijd als je moe bent) ontsnapte er eentje. Wat een stress.
Vanochtend moesten die 3 lammeren voor 7 uur op het slachthuis zijn. Dus ik stond al om kwart voor 6 naast mijn bed. Voor het eerst naar Slachthuis Veenendaal, sinds onze vaste slachter Roelofsen in Opheusden er mee is gestopt. Dat transport liep overigens voor de verandering perfect. De lammeren liepen zo de kar in, ik reed naar Veenendaal, en moest de auto met karretje (eenassig) achteruit een lange gang inrijden op het slachthuis. Dat valt niet mee, want je moet net de andere kant op sturen dan dat je de kar op wilt hebben. (De zoon van de slachter had van tevoren al tegen me gezegd: als het niet lukt met achteruit rijden, kan een van de jongens dat wel voor je doen, waarop Clemens opmerkte dat ze dat nou nooit tegen hem zouden durven zeggen; niet dat dat nodig zou zijn, want met zijn jarenlange tractorrijdervaring kan hij het echt heel goed.) Dat achteruitrijden heb ik eigenlijk pas sinds kort een beetje onder de knie, maar ik besloot het toch maar zelf te proberen. Met meer geluk dan wijsheid reed ik hem er onder het kritische oog van de slachter en een wachtende veewagenchauffeur die na mij kwam, redelijk soepeltjes helemaal tot de klapdeuren in. Dat leverde me goedkeurende blikken op van de heren. “Zo, dat doen niet veel vrouwen je na”, zei de slachter. “Nou, en sommige mannen ook niet”, voegde de chauffeur toe, “ze staan hier soms te klooien…” Tja, wat moet je daar nou van denken, van dat soort opmerkingen? Ik besloot het maar als een groot compliment op te vatten en reed fluitend terug naar de Haarweg, alwaar ik in één vloeiende beweging de kar achteruit de stal in parkeerde. Ha!