Zoals je je voor kunt stellen, is de lammertijd een retedrukke tijd. Al die schapen op stal betekent om te beginnen een paar keer per dag voeren (kuilvoer) en dagelijks vers stro opstrooien. Gelukkig hebben we de afgelopen jaren al wel wat manieren gevonden om dingen efficiënter te doen. Zo heeft vrijwilliger ‘handige Hans’ met zijn maat ‘minstens zo handige, zo niet nog handigere Hans’ vorig jaar een waterdrinksysteem aangelegd, met bakjes waar de schapen door hun snuit tegen een palletje te drukken het water zelf in laten stromen. Dat scheelde een hoop kuipen water vullen (waar ze ook nog eens om de haverklap in poepten, en dan kon je het helemaal leegscheppen en weer opnieuw vullen).
Dit jaar hebben we besloten om geen brokken meer te voeren. Dat was ook altijd een rotklus. Dan kwam je met een bak brokken, en werd je gewoon bijna onder de voet gelopen door de schapen, zo lekker vinden ze dat. En het gaf een enorme hoop onrust. Zodra je maar even met de brokken rammelde kwam de hele meute luid blatend in de benen, en werd niet meer stil tot de brok gevoerd was. Nu krijgen ze harde energierijke blokken, waar ze de hele dag door wat van af kunnen likken of knabbelen (zoals je op de foto kunt zien, hebben Hans en Hans voor elke ton een soort tafeltje getimmerd waarop het blok hoog in de ton ligt, zodat de schapen er niet op kunnen poepen). Wat een rust! Die extra energie hebben ze wel nodig zo op het eind van hun dracht of als ze melk moeten geven. We hebben geprobeerd die blokken in stukken te krijgen om ook in elk kraamhokje een brok te leggen, maar het is een soort rubberachtig spul, een soort hardgeworden stroop, en dan zo groot als een autowiel, dus hoe krijg je dat nou in stukken? Clemens heeft van alles geprobeerd: het blok laten vallen, met een bijl, een zaag, zelfs de slijptol, maar niets hielp. Dus nu krijgen ze alleen in de kraamhokjes nog brokjes. Die doen we heel stiekem in emmers waar we niet mee rammelen, en dan gaat het wel.
De echte drukte begint natuurlijk als de lammetjes komen. Als het gewoon goed gaat, moet je moeder en kind(eren) vanuit het groepshok in een kraamhokje zetten, navelstrengen ontsmetten, lammetjes wegen, spenen van de moeder checken of er melk uitkomt. En dan een paar dagen later het lam oormerken, moeder ontwormen en bekappen (nagels knippen), en dan door naar het volgende groepshok.
Hier doet Clemens het oormerk in. Dat doen na twee dagen, als het lam goed droog is en met moeders naar het groepshok doorkan. Oormerken is verplicht. Er zit een chip in en er staat een nummer op. Ook best handig als je moeder en lammeren weer bij elkaar wilt zoeken, bijvoorbeeld als je schapen naar buiten wilt doen.
Dat is dus als het allemaal goed gaat. Maar er gaat ook weleens wat mis. Dan wil het lam niet drinken, of de ooi laat het lam niet drinken. En dan kom je aan het flesjes voeren (tenzij het lukt om het lammetje over te wennen bij een andere ooi, zie dit eerdere blog). Dat flesjes geven is superleuk hoor, maar kost natuurlijk wel heel veel tijd. En geld ook.
Jochem helpt ook graag met de flesjes.
En soms komt de hele peuterspeelzaal even kijken wat hier nou weer gebeurt. Pauline kan er wel van genieten.
Wat ook mis kan gaan, is het moment van dekken. Wij gaven de rammen elke week een nieuwe dekkleur, zodat we aan de konten van de ooien kunnen zien wanneer ze gaan aflammeren. Maar wat bleek nu? De rode dekkleur is bij veel ooien over de winter helemaal weggespoeld! En ook zwart was bijna niet meer te zien. Vaak zat die rode of zwarte vlek over geel of groen heen, en nu lijkt het dus of die ooien allang afgelammerd moesten hebben, terwijl de rood- en zwartgedekte ooien nog moeten komen. Hoe dan ook, afgelopen vrijdag hebben Clemens en stagiair Jeroen alle ooien die nog niet afgelammerd waren op de lijst gecheckt waar we de dekkleur op hadden genoteerd. En toen hebben ze het werk van de ram nog even dunnetjes overgedaan (alleen het kleuren uiteraard). Of eigenlijk niet dunnetjes, maar lekker dik, die kleur. Ze staan er weer gekleurd op, de dames!
En soms gaat het ook nog erger mis. We hebben dit jaar tot onze spijt al heel wat dode lammetjes gehad. Soms zie je dat het niet levensvatbaar is, soms is het een raadsel waarom het het niet haalt. Ook hebben een paar ooien het leven gelaten. Vorig jaar waren we er zo trots op dat we weinig uitval hadden. Dan denk je dat je het in de vingers begint te krijgen. Maar dit jaar zijn het er veel meer. Onze dierenarts (Provinos, gespecialiseerd in schaapskuddes) helpt ons goed, vooral ook door ons gerust te stellen en te vertellen dat het bij elke kudde wel eens mis gaat. Dat we goed ons best doen en dat we gewoon vette pech hebben.
Gelukkig gaat het met de overgrote meerderheid van de ooien en lammeren hartstikke goed. En dan kun je toch wel enorm genieten, van zo’n levenslustig stel lammeren in de wei!