Je wordt er in het algemeen ontzettend vrolijk van, van de lammertijd. Die jonge beestjes, met die lange knokige pootjes, dat smalle lijfje en dat geinige staartje dat gaat wiebelen als ze bij hun moeder drinken, je blíjft er gewoon naar kijken.
De eerste ooien met lammeren zijn alweer doorgeschoven van hun kraamhokje naar het groepshok. Dat is altijd een mooi gezicht, als die lammetjes ook met elkaar gaan spelen.
De ooien op de foto hierboven zijn moeders met tweelingen, te herkennen aan de rode stip op hun zij. Dat is nog een restant van toen ze gescand zijn, toen heeft de dierenarts de eenlingooien een blauwe en de tweelingooien een rode stip gegeven.
Lammerleed
Maar, zoals je al aan voelde komen (gezien de titel van deze blog), het is natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn. Het gaat tot nu toe behoorlijk goed, maar er zijn helaas ook al een paar lammetjes doodgegaan. Ons lievelingsschaap Malou (twee jaar geleden een petieterig fleslammetje van bij de geboorte 1,8 kg), voor het eerst drachtig dit jaar, kreeg helaas een lammetje dat het niet haalde. Het lam was niet goed; aan haar moederkwaliteiten lag het niet. Dat kan wel eens een probleem zijn, bij ooien die voor het eerst moeder worden, zoals bij een andere jonge ooi die diezelfde dag aflammerde. Die keek niet om naar haar lam, wilde er zelfs niets van weten. Toen heeft Clemens dat lam ingesmeerd met resten van de geboorte van Malou’s lam, en het bij Malou gezet. En dat werkte! Ze accepteerde het lam als haar eigen, en blijkt een uitstekende pleegmoeder te zijn.
Malou met pleeglam