Tja, fleslammetjes. Wat zal ik er eens van zeggen? Ze zijn fantastisch lief, vertederend en zo. Maar het kost allemachtig veel werk. Dinsdagavond werd er een piepklein lammetje (2,4 kg) geboren uit een zieke moeder, die niet naar haar omkeek. Gelukkig was er nog een restje biest van een ander schaap (de eerste melk van een net afgelammerd schaap, die vol zit met energie maar vooral ook afweerstoffen), dus die kon ik haar geven. Toen heb ik het kleintje maar in een hondenbench met stro gezet. En haar Dinja gedoopt, naar de dag van de week.
De volgende dag zat ze klaaglijk te mekkeren, zoals alleen fleslammetjes dat kunnen. Jochem en zijn vriend Wouter vonden Dinja ook heel schattig. Dinja begon meteen aan Jochem te likken om te zien of er melk te halen viel.
Na nog een paar flesjes kwam er in het kraamhokje naast haar een jonge ooi met een te vroeg geboren lammetje, dat het helaas niet haalde. Toen hebben we Dinja ingesmeerd met het stro waarop het andere lammetje geboren was (waar het vruchtwater dus nog in zat). En zo waar: na enig aarzelen accepteerde het schaap Dinja. Iedereen blij: het schaap, Dinja én wij, want dat scheelt een hoop werk. Nou ja, de kinderen vonden het wel een beetje jammer dat Dinja nu geen mak lammetje zou worden.
Maar er zijn nog genoeg andere fleslammetjes – gelukkig of helaas, afhankelijk van je standpunt. Zoals dit koppeltje (2,2 en 2,3 kg), waarvan de moeder te verzwakt is om melk te geven.
Die moeten dus een paar keer per dag melk. Bijvoorbeeld van Silke.
Of van lammervrijwilligers Rob en Mijke.